Deze term kwam voor in de troonrede van 2013, maar tot een visie is het nooit gekomen. Voor het komende kabinet ligt precies hier de uitdaging: om rondom deze term een visie te formuleren waarin maatschappelijke uitdagingen en de intrinsieke motivatie van burgers bij elkaar komen.
Nu de overheidsfinanciën op orde zijn, de economie groeit en de werkloosheid afneemt, lijkt het alsof het komende kabinet de uitdagingen die voorliggen makkelijk aankan. Er is immers financiële ruimte om te investeren, te vergroenen en het belastingstelsel te herzien. Hoewel alles voorhanden lijkt, ontbreekt er toch iets. Namelijk een ‘olifant die het zicht ontneemt’, een visie dus, die naast het ‘wat’ ook antwoord geeft op het ‘hoe’. Hoe verleidelijk het ook is om weer in dezelfde gereedschapskist te grijpen, deze tijd vraagt echt om een andere aanpak. Met de term ‘participatiesamenleving’ en de constatering dat burgers steeds ‘mondiger en zelfstandiger’ worden werd hier in 2013 al een voorschot op genomen.
De participatiesamenleving kan een doorbraak betekenen bij grote uitdagingen. Laat ik er ter illustratie twee noemen: duurzaamheid’ en ‘hoe we met elkaar omgaan’. De discussie rondom duurzaamheid lijkt nu te gaan tussen GroenLinks en GrijsRechts, het aan de overheid opdragen of aan de markt overlaten. Beiden zijn onbevredigend, want beide blijven uitgaan van de homo economicus die louter zijn eigen belang nastreeft (minder belasting betalen, meer winst maken). In plaats daarvan moet de intrinsieke motivatie worden aangesproken – eenvoudigweg door het makkelijker te maken om zelf (of als groep) een duurzaam initiatief te ontplooien. Het verbeteren van ‘hoe we met elkaar omgaan’ ligt in het verlengde hiervan. Hoe we met elkaar omgaan is in de eerste plaats te verbeteren door méér met elkaar om te gaan. Samen iets ondernemen – het maakt niet uit wat – verkleint bovendien het gevoel van onmacht en onbehagen wat zo breed in de samenleving leeft.
De omkeer zit in de vraag wat voor soort solidariteit we willen. Solidariteit door de overheid, via belastingen, zoals wij die tegenwoordig kennen is veelal een middel om individualisme in stand te houden, bot gezegd: “omdat de overheid mij helpt, heb ik jou niet nodig”. Zo werd het bij de introductie van de AOW als een hele overwinning gezien dat ouderen niet langer bij hun kinderen hoefden aan te kloppen. De participatiesamenleving gaat uit van een ander soort solidariteit, namelijk helpen door te doen. En zelfs al is de bijdrage financieel, dan is deze persoonlijk ingevuld en blijft de geldschieter betrokken. Hierbij moet ik altijd denken aan de hofjes uit de zeventiende eeuw. Voor ongetrouwde vrouwen en weduwen werden hofjes gebouwd waarin ze konden wonen, ieder in hun eigen huis, maar met een gemeenschappelijke tuin. Niet alleen werd in basisvoorzieningen voorzien (een dak boven het hoofd), ook werden de bewoners ingebed in een sociaal verband. De overheid had geen rol. Minder fraai is dat de weldoeners hun eigen naam groot op de gevel zetten. Dat was vroeger, maar hoe moeten wij nu de participatiesamenleving vormgeven?
Laat ik drie aanzetten geven. Om te beginnen moet de overheid een andere vraag centraal stellen. Niet langer ‘Wat moet ik verplichten?’, maar ‘Wat heb je nodig?’. Ervan uitgaande dat burgers veel problemen uit hun eigen omgeving zelf willen oplossen, moet de overheid zich de vraag stellen hoe die motivatie omgezet kan worden in actie. Ten tweede moet de overheid experimenteren met het ‘teruggeven’ van bepaalde taken. Waarom kan bijvoorbeeld de groenvoorziening niet aan een bewonersvereniging overgelaten worden? Ten derde kan de overheid optreden als ‘vrijwilligersmakelaar’. De blauwe enveloppe (belastingen) maakt dan plaats voor de oranje enveloppe (Oranjefonds) met daarin informatie over alle vrijwilligersinitiatieven die in de omgeving ondernomen worden en waarbij je je eenvoudig kan aansluiten. Deze aanmoediging helpt de intrinsieke motivatie te koppelen aan concrete actie en kan op die manier het verschil maken. De participatiesamenleving nodigt eenieder uit die veel heeft dat te delen en eenieder die veel kan om veel – samen – te doen.
Ruben Bakker is voormalig vicevoorzitter en bestuurslid Politiek van het CDJA en heeft economie en wijsbegeerte gestudeerd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.