Rationaliteit kan heel beklemmend zijn. Een ander kan mij rationeel uitleggen waarom het beter is dat er een nieuwe weg langs mijn huis komt – en ik kan er rationeel niks tegen in brengen – maar het vóelt niet goed. Een ander kan mij rationeel uitleggen waarom het economisch noodzakelijk is dat mijn afdeling op het werk gaat sluiten, maar het vóelt niet goed. En zo zijn er talloze voorbeelden te geven, waarom mensen zich klem gezet voelen door het rationeel argument: je kunt er niks tegen in brengen, maar het voelt niet goed. Dat ervaren ook veel mensen die bijvoorbeeld een asielzoekerscentrum bij zich in de buurt krijgen en die dat eng vinden: ze kunnen er rationeel weinig tegen in brengen, maar het voelt niet goed. Juist het er argumentatief niks tegen in kunnen brengen geeft mensen een gevoel van machteloosheid. Die druk, die uitgaat van de rationaliteit, is volgens mij de druk die populisten ervaren en die hen dwars zit.

De weerstand tegen de EU is daarvan volgens mij een goed voorbeeld. De EU is toonbeeld van rationaliteit en van verstandige beslissingen, waar verstandige mensen over hebben nagedacht en die met dikke rapporten worden onderbouwd. Rationeel is er meestal weinig tegen in te brengen. Ook wanneer het soms niet goed voelt. Dat ervaren bijvoorbeeld de vissers in het Engeland die van de EU niet meer vis mogen vangen – een verstandige maatregel – maar daardoor wel hun familiebedrijf moeten opgeven. Dat ervaren vrachtwagenchauffeurs, die zich zorgen maken over het vrije verkeer van personen in de EU – een verstandige maatregel – maar die hen wel in een ongunstige concurrentiepositie brengt ten opzichte van Oost-Europese chauffeurs. De ratio van politiek en bestuur uit zich in de vorm van bestuurlijke regels. Verzet tegen de ratio uit zich als verzet tegen regels. Regels zijn meestal rationeel en verstandig, maar tegelijk ontkennen ze mijn gevoel, mijn emotie, mijn belangen en mijn bestaan. Een uitspraak als ‘dat gaan we regelen’ past dan ook eigenlijk niet bij populisten. Populisten zijn niet van de regels, maar van het ontregelen. In die zin is de SP de oudste populistische partij, die jarenlang de leus “stem nee, stem SP” hanteerde met de tomaat als symbool. Als partij van het ontregelen.  Dat maakt het ook ingewikkeld als populisten aan de macht komen.

Regeren is haast per definitie ‘dingen regelen’. Populisten gaan ook wel dingen regelen, maar dan wel buiten de ratio om, op het gevoel. Dat zien we bijvoorbeeld in de Verenigde Staten gebeuren bij Trump.

Voor wie zelf rationeel denkt is dat doodeng. Voor wie zich beklemd voelde in de rationaliteit van een samenleving waarin voor alles een goede reden te geven is, is het een bevrijding.  Angst voor beklemmende rationaliteit wordt vanouds vaak – ongewild – gevoed door zowel socialistische als liberale stromingen in de politiek. Bij de socialisten is het de macht van overheid en bureaucratie die bedreigend kan werken, bij liberalen de macht van economie en kapitalisme. Met de anonimiteit van die rationele machten lopen ze het risico een anonieme emotionele tegenmacht op te roepen: Het massieve volkssentiment van het populisme.

Christendemocraten daarentegen proberen uit die massieve anonieme rationaliteiten en emoties weg te blijven door steeds terug te keren naar het ‘gewone leven’ van menselijke gemeenschap, de menselijke maat. Dat is namelijk het niveau waarop rationaliteit en gevoel dicht bij elkaar komen als praktische rationaliteit en betrokken emotie in de ontmoeting tussen mensen. Daar ligt de ‘zachte kracht’ van de christendemocratie. Op dit moment zal die in het geweld van populisten en anti-populisten nog wel even niet zo goed te zien zijn. Maar het is de enige weg. Reden genoeg om die vlam brandend te houden.

Jan Marten Praamsma (1966) studeerde Onderwijs- en Bestuursgeografie aan de Universiteit Utrecht en is als lerarenopleider en docent onderwijskunde en pedagogiek verbonden aan zowel de Universiteit Utrecht als de Christelijke Hogeschool Ede. Jan Marten is lid van het CDA en woont in Zutphen.