Recent ben ik overgestapt naar een andere bank. De directe aanleiding daarvoor was dat “mijn” bank geïnvesteerd had in de omstreden Dakota-oliepijplijn die Obama verboden had en Trump weer had toegestaan. Deze oliepijplijn heeft niet alleen vergaande consequenties voor het milieu en het landschap, ook gaat deze ruim 1800 kilometer lange pijplijn dwars door het leefgebied van de beschermde Sioux-indianenstam. Pas nadat organisaties als Amnesty International, Oxfam Novib en Milieudefensie druk hadden uitgeoefend op de ING, want over die bank heb ik het, en er een gesprek was geweest met vertegenwoordigers van de Sioux, trok de bank zich terug. Bij de ABN AMRO was eerder al hetzelfde gebeurd. 

Dat banken in dit soort dubieuze projecten investeren, is eenvoudig te verklaren: er valt veel geld mee te verdienen. En beleggers en spaarders willen een zo hoog mogelijk rendement, anders gaan ze naar een andere bank. Dit laatste is natuurlijk niet helemaal waar, want de duurzame bank is juist in opkomst. Zo’n bank biedt niet het hoogste rendement, maar hanteert wel een hoge standaard voor waar het in investeert. Dit is een fraaie vorm van marktwerking waarbij de vraag naar een verantwoord product beantwoord wordt. Tegelijkertijd is dit de uitzondering die de regel bevestigt. Op de kapitaalmarkt moet je blijkbaar rendement inleveren als je wil dat je geld wordt ingezet voor maatschappelijk verantwoorde projecten. Dit is scheef, en daarom ligt hier een grote kans voor de politiek. Door kaderstellende regelgeving kan dit namelijk omgekeerd worden.

Concreet stel ik het volgende voor: een voor alle Nederlandse banken verplicht voordeliger tarief voor de financiering  van duurzame investeringen. Dit houdt in dat degene die geld inlegt voor duurzame investeringen een hoger rendement krijgt en degene die investeert in duurzame projecten een lager rendement betaalt. Investeren in fossiele brandstoffen, sigaretten en wapens kan nog steeds, maar daarvoor geldt een hoger tarief. Het betreft hier dus een verplichte aanpassing van het verdienmodel van banken, waarbij de maatschappelijke kosten en baten (met name die voor de lange termijn) beter in de prijs worden meegenomen.

Dit voorstel heeft drie aanzienlijke voordelen.

Ten eerste is het voor de overheid kosteloos omdat het geen subsidie of belastingvoordeel is. Bovendien kan de norm voor wat duurzaam genoeg is en de handhaving van deze norm aan de sector worden overgelaten. Geen bank heeft er namelijk baat bij als een andere bank zich niet aan de regels houdt. En of de sector als geheel zich eraan houdt kan weer gecontroleerd worden door de media en consumentenorganisaties.

Ten tweede is dit een manier om massa te creeëren voor de verduurzaming van de economie. Geld vormt de bloedsomloop van de economie. Het vergroenen van het geld zelf heeft dus vergaande gevolgen. Groene investeringen worden eerder rendabel (vergeleken niet investeren) en zijn eerder rendabeler dan grijze investeringen. Ook zorgen deze aparte tarieven voor extra bewustwording voor wat er met ons geld gebeurt. Dit kan tot een sneeuwbaleffect leiden en zodoende ook andere sectoren (zoals die van de levensmiddelen) beïnvloeden.

Ten derde trek je de markt niet alleen gelijk met de duurzame banken die er al zijn, je trekt ook deze banken omhoog. Als duurzaam de norm is, zullen er namelijk ook mensen zijn die boven de norm uit willen stijgen. Deze voorhoede til je dus ook op een hoger niveau. Vergelijk het met de norm voor wasmachines. Als opeens alle wasmachines die te koop staan een groen energielabel hebben, zullen er ook aanbieders en consumenten zijn die zich willen onderscheiden met groen+.

Na alle kritiek en imagoschade die de banken opliepen vanwege hun rol in de financiële crisis, kunnen ze nu helpen bij het bestrijden van een veel grotere crisis, namelijk de klimaatcrisis. Daarvoor is het wel nodig dat de politiek een zetje in de rug geeft, maar meer ook niet.

Ruben Bakker Ruben is voormalig vicevoorzitter en bestuurslid Politiek van het CDJA en heeft economie en wijsbegeerte gestudeerd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.