Pieter Omtzigt wijst geregeld op de noodzaak van een ‘nieuw sociaal contract’ voor Nederland.[1] Ook Wopke Hoekstra zei tijdens zijn lijsttrekkersspeech zich hier samen met Omtzigt voor in te willen zetten.[2] Met de term ‘nieuw sociaal contract’ doelen Omtzigt en Hoekstra op een overheid die in dienst staat van de samenleving. Hoewel dat doel geweldig is, is de verwoording wat ongelukkig. Het sociaal-contractdenken botst met belangrijke uitgangspunten van het christendemocratische mensbeeld.

‘Het sociaal-contractdenken botst met belangrijke uitgangspunten van het christendemocratische mensbeeld.’

De uitgangspunten van het sociaal contract
Thomas Hobbes, John Locke en Jean-Jacques Rousseau worden vaak gezien als de belangrijkste vertegenwoordigers van het sociaal-contractdenken. Hoewel er grote verschillen tussen hen bestaan, kunnen we uit hun werk ook bepaalde gedeelde kenmerken van het sociaal-contractdenken afleiden.

Aan de basis van het sociaal-contractdenken ligt de idee dat rationele, vrije individuen vanuit eigenbelang een juridische verplichting met elkaar aangaan. Zij offeren vrijwillig iets van hun eigen vrijheid op, om daar iets anders, bijvoorbeeld veiligheid, voor terug te krijgen. Hiervoor maken zij bepaalde afspraken met elkaar. De staat wordt in het leven geroepen om het nakomen van deze afspraken te waarborgen. In het sociaal-contractdenken ontleent de staat dus haar legitimiteit aan de instemming van de contractpartijen. Daarmee wordt ook een voorcontractuele fase – de natuurtoestand – geïmpliceerd, waarin mensen vrij waren om te doen en laten wat ze wilden en nog geen verplichtingen naar elkaar hadden.

Een christendemocratische kritiek
Het christendemocratische mensbeeld is anders. Mensen zijn geschapen om met elkaar te leven; om goed voor elkaar en de wereld te zorgen. We komen niet uit een natuurtoestand waarin we geen verantwoordelijkheid hadden voor onze medemens. Wij zijn niet als individu in de wereld gekomen, maar treffen onszelf altijd al aan in relatie tot anderen. De christendemocratie gaat daarom uit van de verantwoordelijkheid om naar elkaar om te zien. Ook – of juist – waar dat niet bij wet verplicht is en waar we er zelf niets voor terugkrijgen.

‘Wij zijn niet als individu in de wereld gekomen, maar treffen onszelf altijd al aan in relatie tot anderen.’

De staat dankt zijn legitimiteit niet aan een overeenstemming tussen contractanten. Hij is er om de samenleving die al aan hem voorafgaat te dienen. Hij moet een veilige omgeving waarborgen waarin mensen in verbinding met elkaar kunnen leven en voor elkaar kunnen zorgen. Waar nodig moet de staat deze zorg goed ondersteunen. Het CDA moet daar vanuit haar christendemocratische ideeën richting aan geven.

Van sociaal contract naar sociaal contact
Juist wanneer het mensbeeld van het sociaal-contractdenken dominant wordt, liggen de problemen waar Omtzigt zich tegen verzet op de loer – denk aan de kinderopvangtoeslagaffaire. In het sociaal-contractdenken worden mensen niet primair gezien als concrete persoon, als naaste waar we naar om moeten kijken, maar als rechtspersoon, een abstracte wederpartij waar we juridische vorderingen op kunnen maken. Wanneer uit het oog verloren wordt dat achter rechtspersonen concrete personen met een huis, familie en vrienden schuilen, gaat het mis. De overheid, bestuurders en politici moeten zich daarom niet verschuilen achter de letter van de wet, maar steeds weer zien op de personen over wie zij macht uitoefenen.

‘Wanneer uit het oog verloren wordt dat achter rechtspersonen concrete personen met een huis, familie en vrienden schuilen, gaat het mis.’

Een nieuw sociaal contract, een nieuwe juridische verhouding – hoe goed die ook opgesteld wordt – zal nooit voldoende zal zijn voor echte verandering. Ook Omtzigt lijkt het daar mee eens te zijn. Nadat hij in een speech een aantal goede concrete voorstellen heeft besproken, zegt hij het volgende:

‘Deze aanpassing in regelgeving is nuttig en is noodzakelijk. Maar, zo zeg ik met Tocqueville: “ […] Fundamentele veranderingen komen niet voort uit de werking van de wet, maar uit de geest van de regering.” Het is de geest van de overheid, van de samenleving in haar geheel die een stukje moet veranderen.[3]

Om de zorg voor de naaste centraal te zetten, moeten we dus niet naar een nieuw sociaal contract, maar naar echt sociaal contact: een overheid die in verbinding staat met de samenleving en oog heeft voor de concrete personen waar zij haar macht over uitoefent.

Bert Kos is fractiemedewerker bij CDA Utrecht en studeerde rechtsfilosofie.


[1] Zie bijvoorbeeld: https://www.youtube.com/watch?v=fFcBshYLvY0&ab_channel=StichtingvoorSocialeChristendemocratie

[2] https://www.cda.nl/actueel/nieuws/wopke-hoekstra-gepresenteerd-als-cda-lijsttrekker

[3] https://www.youtube.com/watch?v=fFcBshYLvY0&ab_channel=StichtingvoorSocialeChristendemocratie