Het beeld van het touwtje door de brievenbus als metafoor voor vertrouwen spreekt mij aan. Wij hebben allemaal vergelijkbare herinneringen uit onze jeugd. Het lijkt alsof die tijd zoveel onschuldiger en blijer was, dan de huidige. Er was meer vertrouwen in elkaar en meer gemeenschapszin. Dat ligt niet alleen aan onszelf en hoe wij de wereld om ons heen ervaren. Veel mensen voelen zich onzeker over de toekomst, vanwege alles wat er in de wereld om ons heen gebeurd, geweld, spanningen, werkloosheid, afbrokkelen van de sociale zekerheid, klimaatverandering. Mensen maken zich zorgen en hebben geen houvast meer.
Vertrouwen is een thema dat de laatste tijd terecht veel aandacht krijgt. Waarom is het er niet meer in de samenleving en hoe krijgen wij het terug? CDA-leider Buma schreef er een boek over, ‘Tegen het cynisme’. Hij vindt dat gemeenschapszin nodig is om samen sterker te staan. De politiek, die steeds oppervlakkiger en rauwer wordt, helpt niet echt om elkaar beter te begrijpen. Polarisatie, loze beloften, verdeeldheid leiden tot nog meer cynisme bij de mensen. Hij houdt een pleidooi voor het teruggaan naar waarden, zoals saamhorigheid, zorgzaamheid en omkijken naar elkaar. Dat boek en alles wat over vertrouwen wordt geschreven lees ik met bijzondere belangstelling.
Ik worstel als burgemeester ook met deze vragen en zoek mijn manier om vertrouwen te geven en te vragen. Burgemeesters zijn als geen ander het symbool van verbinding binnen hun gemeenschap, in goede en slechte tijden. Ik geloof persoonlijk erg in het kleine gebaar en het kleine, maar waardevolle verschil. Laat ik het illustreren met een alledaags tafereel. De buschauffeur zei vriendelijk: “Neem de tijd!” terwijl ik in de zakken van mijn jas en de vakjes van mijn tas op zoek was naar mijn ov-chipkaart. Daar was ik zo druk mee bezig dat ik hem niet had gegroet bij het instappen, hem eigenlijk niet echt had gezien. “Ga anders alvast even zitten en zoek rustig verder”. Ik keek op, zijn blik gaf mij rust en vertrouwen, ik maakte een praatje, vond overigens de kaart en ging met een glimlach op mijn gezicht zitten. Tegenover mij zat een moeder met haar dochtertje. Zij glimlachte terug. Toen de knuffel van het meisje op de grond viel en ik die oppakte en teruggaf, glimlachte zij verlegen en zei haar moeder na: “Dank u, mevrouw!” Wij maakten een praatje. Ze waren op weg naar een tante die jarig was en een taart had gebakken met heel veel kaarsjes, vertelde het meisje met grote ogen. “Ik zou ook wel een stukje lusten”, zei ik. Zo kwam ik op mijn bestemming en nam afscheid van ze. Het meisje zwaaide vrolijk. Mijn dag kon niet meer stuk.
Ik noem het “micro-vertrouwen”. Een praatje maken, terloops misschien, maar vanuit het hart. Niet in alle haast aan elkaar voorbijlopen. De buschauffeur, de kassajuffrouw, de postbode, de toevallige voorbijganger, gewoon oprecht vriendelijk zijn, even goedendag zeggen, de deur openhouden, de tijd nemen, iets oprapen dat is gevallen, glimlachen. Elkaar zien en erkennen. Als we daar beginnen, dat de ander voelt dat hij erbij hoort, gewaardeerd wordt, dan kan vertrouwen weer groeien.