Sinds de verkiezingen van 2017 is Harry van der Molen Tweede Kamerlid namens het CDA. Ook in de gisteren gepresenteerde concept kieslijst staat hij op plek nummer 9. Voor zijn kamerlidmaatschap was hij onder andere wethouder in zijn woonplaats Leeuwarden, hoofd marketing bij ROC Friese Poort en landelijk voorzitter van het CDJA. Redacteur Geert Meijering sprak met hem over zijn politieke missie – ‘de strijd tegen het individualisme’ – en de blinde vlekken van de christendemocratie: ‘Europa en de bestuurlijke inrichting van Nederland.’

Wanneer drong tot je door: ‘ik ben christendemocraat’?
Ik kom uit een familie waar veel mensen CDA stemmen. Toen ik tijdens mijn studententijd in Leeuwarden kwam wonen, organiseerde de lokale afdeling een kennismakingsvergadering met de nieuwbakken lijsttrekker Jan-Peter Balkenende. Hij hield die avond een ideologisch verhaal over persoonlijke verantwoordelijkheid en dat niet alles om winst draait, maar dat je juist oog moet hebben voor maatschappelijke waarde. Dat vond ik erg overtuigend. Vanaf toen was ik niet alleen vanuit gewoonte, maar ook uit overtuiging christendemocraat.

Wat is een christendemocraat volgens jou?
Je hebt ze in alle soorten en maten, maar wat ik echt onderscheidend vind is dat solidariteit en maatschappelijk initiatief hand in hand gaan. Solidariteit, omdat het je iets kan schelen wat er in de wereld gebeurt. Je streeft naar een socialere samenleving, maar het is niet per se de overheid die dat moet bewerkstelligen. De samenleving zelf heeft daarin ook een duidelijke rol. Als de overheid namelijk alles ‘fixt’, maakt dat ook veel maatschappelijk initiatief kapot. Persoonlijke verantwoordelijkheid – anders dan individuele verantwoordelijkheid – maakt het verschil: koester dat mensen verantwoordelijkheid nemen voor elkaar. Christendemocraten geloven dat de mens in essentie een relationeel wezen is: we zijn verbonden met onze familie en buren, maar ook met de generaties voor en na ons.

Als de overheid alles fixt, maakt dat ook veel maatschappelijk initiatief kapot.

Wat is de belangrijkste eigenschap van een christendemocraat?
Dat je de centrale waarden van de christendemocratie goed op orde hebt: staan voor de menselijke waardigheid en politiek bedrijven vanuit solidariteit, rentmeesterschap, gespreide verantwoordelijkheid en publieke gerechtigheid. Als Kamerlid komen er namelijk via de media of in debatten zo veel onverwachte kwesties op je bord dat je meteen vanuit die kernwaarden moet beredeneren wat de christendemocratische invalshoek is. Als je de basis van het christendemocratisch gedachtegoed niet op orde hebt, blijf je nergens. Durf ook de morele componenten van een politieke afweging zichtbaar te maken, anders zijn we niet meer dan managers van de B.V. Nederland. En dat is in essentie niet waar wij voor staan.

Welk boek moet iedere christendemocraat lezen?
National Populism – the revolt against liberal democracy, van Roger Eatwell en Matthew Goodwin. Dit is het boek wat ik het afgelopen jaar het vaakst heb weggegeven aan bijvoorbeeld stagiaires. Mijn stelling is dat we op een te simpele manier over populisme of ‘de zorgen van mensen’ spreken, terwijl we niet proberen te begrijpen waarom mensen iets vinden. Velen zijn kritisch op de Europese Unie of immigratie, maar weten we eigenlijk wel precies hoe dat komt?

Er wordt teveel gesproken over deze groep mensen, met als absolute dieptepunt Alexander Pechtold die een boek schrijft voor Henk en Ingrid. Dan heb je het echt niet begrepen! In ‘National Populism’ wordt heel goed uitgelegd waarom mensen het vertrouwen in de politiek zijn kwijt geraakt en daarom populistisch stemmen. De auteurs nemen Brexit als voorbeeld en proberen uit te leggen waarom Britse stemmers daarvoor gekozen hebben. Vaak wordt over hen gezegd dat zij ‘het financieel belang van Europa niet zien’. Immers, de gemiddelde Brit verdient een belangrijk percentage van zijn salaris vanwege het lidmaatschap van de EU. Maar waarom krijgt een miljonair applaus als hij vóór belastingverhoging is – en dus bereid is geld in te leveren uit solidaire overwegingen – terwijl een Brexiteer niet serieus wordt genomen als hij bereid is salaris in te leveren voor meer grip op zijn land? Daarmee zeg ik niet dat Brexit een goede keuze is, maar zo’n uitleg maakt wel duidelijk dat je de Brexiteers niet zo maar als ‘dom’ kunt wegzetten. Blijkbaar draaien afwegingen bij mensen ook om meer dan geld. En dat is nu precies wat we als christendemocraten vanuit onze filosofie moeten kunnen begrijpen.

Welke christendemocraat inspireert jou?
Ik zou niet meteen iemand kunnen aanwijzen. Er zijn veel mensen waar ik iets van geleerd heb. De visie op de menselijke economie van Govert Buijs, de opvattingen over integratie van Gabriel van den Brink die ik in 2007 las, de ‘big society’ van Philip Blond of de negen conservatieve principes van Rod Dreher. Ik weet niet eens of ze zichzelf allemaal christendemocraat zouden noemen. Maar ze hebben me stuk voor stuk aan het denken gezet. Christendemocratisch denken is gelukkig niet opgesloten in een partij.

Op welk dossier maak jij als christendemocraat echt het verschil?
Heel actueel in het debat over publieke omroep. In Nederland organiseren wij een pluriform tv-aanbod niet alleen via de markt of de staatsomroep, maar via de samenleving: iedereen die dat wil kan een omroep beginnen. Wij hebben zendtijd en we laten het aan de omroepen om die pluriformiteit in te richten. Daarmee wordt de publieke omroep wel betaald door de overheid, maar is zij niet van de overheid. Andere partijen willen overstappen naar het model van een staatsomroep: dat is efficiënter en minder bureaucratisch. Liberalen menen ook dat je dan ‘neutralere’ televisie krijgt. Daar zijn wij dus op tegen. Ten eerste omdat neutraliteit in dit verband niet bestaat en ten tweede omdat wij het primaat bij de samenleving blijven leggen. Als er groepen in de samenleving zijn die vinden dat ze te weinig aandacht krijgen op tv, dagen wij hen uit 50.000 mensen bij elkaar te krijgen. Lukt dit, dan kunnen ze in principe aan de slag.

Wat is jouw favoriete kernwaarde?
Je kunt veel missies voor de christendemocratie formuleren, maar onze strijd tegen individualisme is op dit misschien wel het grootst. Dat herken ik heel erg in dingen waar wij voor staan. Of het nu gaat om het beschermen van de zwakkeren in de samenleving, of – heel actueel – het opgeven van persoonlijke vrijheid in coronatijd in het belang van anderen. Dat er meer is dan ‘ikke, ikke, ikke’ is toch wel mijn belangrijkste missie in de politiek.

Onze strijd tegen individualisme is op dit misschien wel het grootst.

We komen er steeds vaker achter dat veel mensen zich helemaal niet kunnen redden in hun eentje. De ‘bovenste 10%’ misschien wel, maar spendeer maar eens wat tijd in wat veel mensen een volkswijk noemen: dan weet je dat solidariteit onontbeerlijk is. Daarom moeten we veel van onze sociale zekerheid ook koesteren. Het mooie van de christendemocratie is trouwens dat onze kernwaarden elkaar een beetje corrigeren. Linkse partijen hebben solidariteit ook hoog in het vaandel, maar via onze notie van gespreide verantwoordelijkheid laten wij niet alles aan de overheid over.

Welke kernwaarden ‘schuren’ wat jou betreft het meest?
Het is eigenlijk vooral de praktijk die schuurt. Onze uitgangspunten zijn namelijk geen vaste recepten voor succes. Vanuit ‘rentmeesterschap’ moet je natuurlijk een oplossing zoeken voor het stikstofvraagstuk, maar daarmee ben je er nog niet. Ik hoor andere partijen roepen dat je de veestapel moet halveren. Maar waar is dan je solidariteit met een bloeiende internationale bedrijfstak die zo verbonden is met lokale samenlevingen? Ik zie geen spanningen tussen onze kernwaarden, maar het is vooral de strijdigheid tussen idealen en wat je feitelijk voor elkaar kunt boksen, dat politiek bedrijven lastig maakt.

Kennen christendemocraten vandaag een blinde vlek? Anders gezegd: waarover zouden christendemocraten zich vandaag de dag druk moeten maken?
Het CDA kent in ieder geval twee taboes: Europa en de bestuurlijke inrichting van Nederland. Bij Europa zweven wij ergens tussen ‘alles wat Europa doet is goed’ en ‘Europa is niet populair bij de kiezer dus laten we het er maar niet over hebben’. Wat ons opbreekt is dat we nog niet goed formuleren wat we met Europa willen. Wat ik heel vreemd vind is dat we in Nederland enorm voor decentralisatie zijn: de zorg, woningbouw, we leggen de verantwoordelijkheid allemaal lokaal neer. Maar als het om Europa gaat dan moeten we vooral bevoegdheden overdragen aan Brussel omdat het dan beter gaat. Ideologisch vind ik dat heel vreemd. Christendemocraten vinden dat je verantwoordelijkheden op de juiste plek moet leggen: zo ‘laag’ als kan en zo ‘hoog’ als moet. Daarom vind ik bijvoorbeeld dat er een Europese digitale markt moet komen om ons te weren tegen internationale tech-reuzen. Op nationaal niveau is dat veel te moeilijk. Maar een Europese krijgsmacht vind ik geen goed idee. Daarvoor moet het primaat toch echt bij de nationale staten blijven. Immers, waarvoor stel je het leven van je eigen inwoners in de waagschaal?

Het CDA kent in ieder geval twee taboes: Europa en de bestuurlijke inrichting van Nederland.

Het tweede taboe is de bestuurlijke inrichting van Nederland. Als Kamerlid heb ik gemerkt dat we als CDA weinig werk hebben gemaakt van een visie hierop. We weten scherp waar we tegen zijn: tegen de gekozen burgemeester, tegen referenda, tegen een constitutioneel hof, tegen opgelegde herindelingen en tegen het opheffen van de Eerste Kamer. Maar waar zijn we eigenlijk voor? Functioneert ons kiesstelsel nog goed genoeg? Wat vinden we van het democratisch tekort bij gemeenschappelijke regelingen? Zijn gemeenten te klein of te groot voor hun taken? Een concreet voorbeeld van wat ik graag zou veranderen gaat daarover: we zeggen dat gemeentelijke herindeling efficiencywinst en een betere dienstverlening voor de inwoner oplevert. Maar is dat nu het belangrijkste in de lokale democratie?

Herindelingen leiden veelal tot schaalvergroting en uitholling van de lokale democratie. Cijfers laten immers zien dat de opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen na herindeling lager is. Mensen voelen zich minder verbonden met zo’n nieuwe gemeente en komen bij verkiezingen niet meer opdagen. Ik vind dat een probleem. Daarom vind ik dat we herindelingen moeilijker moeten maken door twee verschillende gemeenteraden – dus met een verkiezing ertussen – daarover te laten besluiten. Het zwaarste besluit voor een raad is om een gemeente op te heffen en dat moet je niet lichtvaardig nemen. Als we met de mond belijden dat herindeling ‘van onderop’ moet komen, moeten we ook de procedure die daar bij hoort verzwaren.

We bedanken Harry van der Molen voor zijn tijd en inspirerende antwoorden en wensen hem veel succes in de verkiezingen van 2021! Dit was tevens het laatste deel van de themareeks met interviews en achtergronden over de christendemocratie. Binnenkort starten we een nieuwe serie waarin we “Christendemocratische kopstukken” uit het verleden bespreken en hun relevantie voor vandaag. Wil je ook een bijdrage leveren voor onze website? Klik dan hier voor meer informatie.