Een korte tijd gelden sprak Jeroen Dijsselbloem in Buitenhof over pensioenen. Hij benadrukte daar het gemak van het vooruitschuiven van moeilijke keuzes, zoals het korten van pensioenen. Ik vond het een opmerkelijke uitspraak. Op sociale media maakte het veel los. “Boekhoudmentaliteit”, sprak iemand. “Puur gericht op de centen, niet op wat dit met de levens van mensen doet”, was de reactie van een ander. Weer iemand anders wees op de politieke risico’s als er gekort wordt. Dat zou “electorale zelfmoord” zijn. De kritiek op de oud-minister van financiën was niet mals.
Maar Dijsselbloem wees op iets wezenlijks: kortingen op pensioenen vooruitschuiven zou de rekening neerleggen bij de huidige jongeren. En die jongeren hadden al mindere vooruitzichten. Volgens hem is de kern van het probleem niet of er genoeg geld in de pot zat voor het pensioen van de huidige ouderen, maar hoe de pensioenen duurzaam betaalbaar kunnen worden gehouden. Hij noemde het niet solidair wanneer de pot voor toekomstige generatie leger blijkt doordat we keuzes vooruitschuiven. Praten over het korten van pensioenen valt echter bij velen niet in goede aarde.
Mij fascineert die houding van de critici. Ik zag een ex-politicus die een moeilijke boodschap durfde te brengen. Toegegeven, dat had hij als kamerlid of minister óók al kunnen doen, maar toch: het verdient lof. Zijn pleidooi legde ook een ander pijnpunt bloot: hoelang kun je een grote rekening blijven doorschuiven? Het doorschuiven betekent dat je van een toekomstige generatie meer zult moeten gaan vragen. En van die toekomstige generaties wordt al veel gevraagd en veel van de verworvenheden van oudere generaties zijn er nu al niet meer.
Een van de eerste hervormingen van het pensioenstelsel (al in 2004) was de afschaffing van de eindloonregeling en vervangen door een middelloonregeling. Via een eindloonregeling ontvang je een pensioen dat ongeveer 70% van je laatstverdiende loon is. Via een middelloonregeling ontvang je een pensioen op basis van je gemiddelde loon. Daar waar de oudere generatie een pensioen ontvangt (deels) op basis van hun laatstverdiende loon, zal dat voor jongere generaties nooit het geval zijn. Hun pensioen zal merendeels lager zijn.
Recent is een tweede grote hervorming doorgevoerd via het zogenaamde pensioenakkoord. Volgens dat akkoord zouden huidige pensioenen veilig blijven en jongeren meer hun eigen pensioen op kunnen gaan bouwen. Normaal zou een werkende generatie (deels) meebetalen aan het pensioen van de oudere generatie. Om die verandering te kunnen betalen is echter veel geld nodig. Waar komt dat geld vandaan? Volgens de Volkskrant [1] was dat heel simpel. Zij stellen:
“40-minners mogen extra betalen om de financiële positie van de fondsen op peil te houden, zodat de pensioenafspraken van oudere collega’s en gepensioneerden verhoogd kunnen worden.”
(CITAAT Volkskrant)
Jongere generaties zullen straks hoe dan ook meer bij moeten dragen, want er zijn simpelweg meer ouderen wiens pensioen betaald moet worden. De vergrijzing zorgt daarom voor een steeds toenemende verhoging van pensioenpremies. Je bent dus steeds meer van je salaris kwijt aan je pensioen. Die stijging is fors. In de jaren 90 was ongeveer 10% van het werkgeverssalaris bedoeld voor pensioenpremies. Op dit moment is ongeveer 25% van je loon dat de werkgever betaalt, bedoeld voor pensioen. Over hun leven betalen jongeren daarom gegarandeerd méér premies aan hun pensioen dan de vorige generaties.
Maar misschien de meest fundamentele hervorming die recent doorgevoerd is, is de verhoging van de pensioenleeftijd. Daar waar de huidige generatie met 66 jaar (soms al wat eerder) met pensioen kan, zullen jongeren langer door moeten werken. Zo is de verwachting dat ik zelf niet voor mijn 70e met pensioen zou kunnen. Niet alleen betalen jongeren meer aan pensioenopbouw, ze mogen ook pas later met pensioen.
Tot nog toe is die jongere generatie vrij stil. Maar de vraag is tot hoe lang dat blijft. De vergrijzing zal leiden tot een nóg grotere vraag aan de jongere generatie. Hugo de Jonge stelde recent in een toespraak: “De komende 20 jaar zal het aantal 75-plussers verdubbelen, het aantal 90-plussers verdrievoudigen en het aantal 100-plussers verviervoudigen.” Er zijn straks minder jongeren tegen meer ouderen. Dat is een feit en zal meer financiële solidariteit van jongeren met de ouderen vragen. Tegelijkertijd is die rek niet eindeloos.
Er bestaat een risico dat jongeren de solidariteit niet meer voelen en het stelsel onder druk komt te staan. In plaats van de electorale angst voor de boze stem van de ouderen, zouden politici daarom de vlucht naar voren moeten durven nemen. Als de houdbaarheid van het stelsel op de tocht staat, moet verder gekeken worden dan alleen de oudere die nú al recht heeft op pensioen. Het belang van toekomstige generaties weegt net zo zwaar als die van de huidige 65+’ers. Jongeren, waar zijn jullie?
Bart van Horck is bestuurskundige en voorzitter van de CDA-afdeling Leiden en werkt als buitenpromovendus aan de Universiteit Leiden.
EINDNOTEN
[1] De titel van de veelzeggende analyse van het pensioenakkoord in de Volkskrant was: “60-plussers profiteren, de pijn zit bij de rest.”