Het CDA en de onderwijsvrijheid zijn sterk met elkaar verweven. Vandaar dat de toevoeging in het verkiezingsprogramma dat “artikel 23 nooit een vrijbrief [mag] zijn voor onverdraagzaamheid of inperking van elkaars rechten op scholen” voor sommigen als een verrassing kwam. Was dit een nieuwe partijlijn, tegemoetkomend aan tegenstanders van artikel 23? In dit artikel verkent Henk den Uijl deze beweging en pleit hij voor een andere benadering.
Achtergrond
De discussies over artikel 23 gaan al snel over de acceptatieplicht van bijzondere scholen (van niet-gelovigen op reformatorische scholen), hun inhoudelijke visies (op homoseksualiteit) of over radicalisering op of financiering van Islamitische scholen. De toegevoegde zinssnede in het programma lijkt zich vooral tegen deze discussies te willen weren.
Ik vraag me af of een dergelijk reactief verweer iets bijdraagt aan het waarderen van vrijheid van onderwijs en zou juist willen pleiten voor een positief inhoudelijk verhaal over vrijheid van onderwijs.
De vrijheid van onderwijs ligt aan de basis van het christendemocratisch denken (zie ook het eerdere artikel over Abraham Kuyper), niet alleen historisch maar ook in termen van grondbeginselen – zoals gespreide verantwoordelijkheid (subsidiariteit), nadruk op maatschappelijk weefsel en het samenleven onder condities van pluraliteit en het verdragen en uithouden van verschil.
De vrijheid van onderwijs ligt aan de basis van het christendemocratisch denken.
Verandering
De alledaagse praktijk van onderwijs heeft echter de politiek ingehaald en het is zaak om dit onder ogen te komen, met name om het accent van de debatten te verleggen. Denk bijvoorbeeld aan de volgende ontwikkelingen, die de klassieke discussie over vrijheid van onderwijs tussen bijzonder en openbaar onderwijs in een ander licht stelt. [zie voetnoot 1]
- In het onderwijs is over de hele breedte sprake van schaalvergroting waardoor de afstand tussen bestuur en schoolgemeenschappen is toegenomen;
- Individualisme vernauwt het debat over vrijheid van onderwijs doordat steeds de schoolkeuzevrijheid van de ouders centraal wordt gesteld. De school zou moeten aansluiten bij hun ideologie, ambitie, geloof of sociale klasse. Is dit “consumentenperspectief” de vrijheid die wordt nagestreefd?
- Openbare scholen genieten qua richting en inrichting, in pedagogische zin, net zoveel vrijheid als een bijzondere school en het is ook mogelijk een openbare school te stichten. In zekere zin is het openbaar onderwijs een vorm van bijzonder onderwijs geworden. Inhoudelijk is er zelfs een redelijke kans dat een leerling op een openbare basisschool meer Bijbelkennis opdoet dan op een protestants-christelijke of rooms-katholieke basisschool.
- De vereniging als bestuursmodel wordt steeds vaker vervangen door het stichtingsmodel met een onafhankelijke raad van toezicht (zonder ouders). Dit wordt ook actief aangemoedigd door bijvoorbeeld de onderwijsinspectie en brancheverenigingen. Hierdoor zondert het bestuur van scholen zich steeds meer af van zijn maatschappelijke inbedding. [zie voetnoot 2]
Pleidooi
Het CDA is het aan haar traditie verplicht zich te heroriënteren op haar onderwijsstandpunten, beginnend bij de eigen uitgangspunten. Dit betekent dat in het verkiezingsprogramma een inhoudelijke, in plaats van een defensieve, opvatting over de vrijheid van onderwijs zou moeten staan. De bescherming van vrijheid en het beleid dat daaruit voortvloeit zou in zo’n opvatting gerelateerd worden aan de betrokkenheid van de samenleving op zichzelf.
Het CDA is het aan haar traditie verplicht zich te heroriënteren op haar onderwijsstandpunten, beginnend bij de eigen uitgangspunten.
Om met de politiek filosoof Arendt te spreken zouden burgers niet moeten worden aangesproken als bourgeois – teruggetrokken in hun privéruimte vanuit waar zij individuele keuzes maken ten behoeve van de eigen welvaart – maar als citoyen – burgers die met elkaar en voor elkaar de wereld vorm willen geven en daar verantwoordelijkheid voor willen dragen. [zie voetnoot 3] Het gaat dan niet zozeer om het herstellen van de gemeenschapsidealen maar eerder om het erkennen dat mensen, in al hun verschillen, onvolmaaktheden en afhankelijkheden, op elkaar zijn aangewezen en dat geen Staat daarvoor de plaats kan innemen.
Henk den Uijl is onderzoeker bij de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) en promovendus aan de Vrije (!) Universiteit Amsterdam.
[1] Zie ook Onderwijsraad, 2019, Onderwijsvrijheid én Overheidszorg.
[2] Den Uijl, H., Van Delden, M., Ophoff, P. & Van Twist, M. (2020). Onderzoek alles, behoud het goede. Herwaardering van het verenigingsmodel. Den Haag: NSOB.
[3] Arendt, H. (1958). The Human Condition. The University of Chicago Press, p. 202; Arendt, H. (2005). The promise of politics (J. Kohn (ed.)). Schocken Books, pp. 144-5.