“Inwoners!” krijg ik weleens naar mijn hoofd geslingerd als ik het als gemeenteraadslid heb over ‘burgers’. Het woord burger mag je eigenlijk niet meer gebruiken. Het heeft een negatieve bijklank gekregen: te abstract, te veel beleidstaal. Jammer: ‘inwoner’ is slechts een feitelijke constatering. Van burgerschap gaat een bepaald streven uit. Juist dat streven kan ons helpen weer een beetje binding met elkaar te krijgen.

Ik ben ervan overtuigd dat de verharding in het identiteitsdebat niet zozeer voortkomt uit woede, maar uit een zekere waardering voor de eigen gemeenschap. Op basis daarvan willen we onze arbeidsmarkt, economie, maar ook eigen cultuur beschermen. Dat is een logische reflex. Zij zijn het beschermen waard.

Vluchtelingen
Dat is geen gemakkelijke opdracht. Zeker nu de discussie weer oplaait rond de opvang van vluchtelingen. Dat kan ook niet anders dan druk zetten op onze sociale voorzieningskracht, maar ook op opgebouwde verworvenheden en tradities. Het zorgt weleens voor spanning binnen de partij, want gelet op het christelijke beginsel van barmhartigheid ligt het ook voor de hand om hulp te bieden aan mensen die het nodig hebben. Vraagstukken rond migratie en integratie trekken gemakkelijk nieuwe scheidslijnen tussen mensen en gemeenschappen. Maar dat hoeft niet per se. Ik zie een belangrijke rol weggelegd voor ‘ouderwets’ burgerschap.

“Actief en waakzaam burgerschap kan de staat dwingen om zijn taken te vervullen.”

Toeslagenaffaire
Historisch gezien mag de rol van de burger niet onderschat worden. Actief en waakzaam burgerschap kan de staat dwingen om zijn taken te vervullen en tegelijkertijd zijn macht inperken. De toeslagenaffaire bij de belastingdienst heeft het belang hiervan pijnlijk duidelijk gemaakt. Wat vraagt het om van ‘inwoner’ burger te worden? Burgerschap brengt rechten en plichten met zich mee. Hij is betrokken bij zijn gemeenschap, denkt niet alleen aan vrijheid in termen van de afwezigheid van beperkingen maar benut juist zijn vrijheid om zijn talent in te zetten voor de gemeenschap. Als we dit in stand willen houden dan vraagt dat wat van ons. We moeten ons weer leren richten op het algemeen belang.

Verder van huis
Gedeelde waarden zijn nodig om onze democratische rechtsstaat in stand te houden. Bepalende sociale voorwaarden als gelijkheid en vrijheid van meningsuiting dienen breed gedeeld te worden. Wanneer dat niet langer het geval is als gevolg van het toetreden van een veelheid aan culturen zijn we (bijna letterlijk) verder van huis. Bij gebrek aan binding zal het lastig worden om die verworvenheden in stand te houden. Om ze te beschermen moet er iets zijn dat ons bindt. Of liever nog: iets nieuws dat ons bindt. Iets dat we gezamenlijk hebben te realiseren. Zeker met het oog op (succesvolle) integratie.

“Iets nieuws dat ons bindt. Iets dat we gezamenlijk hebben te realiseren.”


Identiteit is daarbij niet iets statisch, maar ontstaat in dialoog. Dan houdt het langer stand. Dat mis ik bij de oplossingen van politieke krachten op rechts. Zij missen het vermogen om op zoek te gaan naar een nieuw ideaal dat ons verbindt maar dat wel is ontstaan in overeenstemming met onze gebruiken en visie op burgerschap.

Boekje
Heel vroeger, in de jaren ’50, werd het boekje ‘Burgerschap en Burgerzin’ aan alle 23-jarigen, de leeftijd waarop men in die tijd stemrecht kreeg, uitgegeven. Hierin werd uitgelegd hoe onze vrijheid, rechten en plichten zijn ontstaan. De eerste regel, van Joost van den Vondel, luidde: “Indien ’t gemeen U roept, besorght het als U eigen” om ons te herinneren aan een goede balans tussen eigen belang en gemeengoed. Misschien is het niet zo’n gek idee om dat boekje – misschien met een hippe update hier en daar – de komende gemeenteraadsverkiezingen opnieuw aan alle stemgerechtigden uit te delen. Voor de actieve burgers van morgen, van welke afkomst dan ook.

Barend Tensen is politicoloog en filosoof en hoofdredacteur van Christendemocraat.nl