“M’n eigen ding doen. Niet naar andere mensen kijken, gewoon je eigen ding doen: jezelf zijn.”
Dit voornemen heeft de afgelopen maanden als een mantra uit mijn computer geklonken, in de vorm van een reclame van Randstad (een uitzendbureau dat waarschijnlijk weet dat ik binnenkort afstudeer en een baan zoek). In de reclame wordt een voorbijgangster gevraagd wat zij uit haar werk geleerd heeft en dit was haar antwoord. Een mooie manier om de individualistische geest – laat iedereen zichzelf zijn dan komt het wel goed – te vangen.
Komt het wel goed, echter? Het is een mooi idee dat je andere mensen ziet als hebbende ieder hun eigen kwaliteiten, maar is dat echt wat je doet door “niet naar andere mensen” te kijken?
Antipathie
In Nederland lijken we erg bang te zijn om iets van andere mensen te vinden. We zijn niet apathisch, want we hebben een sterk verlangen om zorgzaam naar elkaar te zijn, maar je kunt ons eigenlijk ook niet empathisch noemen. Daarvoor dringen we er te zeer op aan om van het leven van andere mensen niet ons probleem te maken. We lijken iets in het midden, iets tegenstrijdigs, antipathisch te zijn. Als ik het gevoel heb dat jij jezelf kwaad doet, maar jij voelt niets, dan moet er iets mis zijn met mijn gevoel (en kan ik het maar beter uitzetten). Dat is de norm in Nederland. Maar wat als dat gevoel, ons geweten, niet alleen maar voor onszelf bedoeld is? Wat als we niet vanzelf het beste uit onszelf halen?
Welvaart
In onze welvaart is het vaak makkelijk om je voldoening uit consumptie te halen. Om je voor te nemen dat je andere mensen niet nodig hebt. Een zak chips openen vraagt minder bescheidenheid dan het aangaan van een verbinding met een ander persoon. Toch willen we als mensen graag iets voor elkaar betekenen. Gezien worden.
“Jongeren zijn er slecht aan toe omdat er te weínig van hen wordt gevraagd.”
Dat begint al bij de geboorte, waar jij er als het goed is bent omdat je ouders een kinderwens hadden. In welvaart, echter, wanneer het leven ‘makkelijk’ wordt, geloven je ouders misschien dat dat wel meeviel. Ze hadden je niet nodig voor klusjes in het huishouden, ze hebben een stofzuiger. Als ze later oud zijn gaan ze wel naar een bejaardentehuis. Nee, er is geen sprake van dat jij hén zou verzorgen en je leven was een cadeautje puur ván hen aan jou (ook al bestond je zelf nog niet om het te krijgen).
Die ‘verandering der welvaart’ in de manier waarop er naar je gekeken wordt als kind klinkt misschien niet belangrijk, maar het komt erop neer dat je voor je ouders op de wereld komt en dan te horen krijgt dat zij je eigenlijk niet nodig hebben. Dat je maar beter een beetje “jezelf” kunt zijn, en zoals in alle situaties waarin je iets voor andere mensen wilt betekenen maar zij jou niet zien begin je wat geobsedeerd te raken. Met hoeveel je wel niet te bieden hebt, als mensen er maar om zouden vragen. Met je talent.
Je gaat jezelf van andere mensen afzetten, het idee om wat dan ook nodig te hebben (de kerk of God bijvoorbeeld) maakt je oncomfortabel en je leven wordt iets waarin je met niets anders bezig bent dan jezelf te bewijzen. Mensen zeggen vaak dat de jongere generatie te veel van zichzelf vraagt (en dat het daarom slecht met hun mentale gezondheid gaat). Mijn stelling is dat het omgekeerde waar is: jongeren zijn er slecht aan toe omdat er te weínig van hen wordt gevraagd.
“Krachten uit het buitenland halen blijft een infuus terwijl de wond nog open is.”
Aanbevelingen
U ziet misschien al een beetje waar ik heen wil, maak je als christendemocratische partij hard voor die maatschappelijke dienstplicht. Niet omdat jongeren dan ‘evolueren in hun vaardigheden’ of er ‘sterker’ van worden, maar omdat de samenleving hen nodig heeft. Omdat de samenleving niet zonder hen kan.
Een tweede punt is even belangrijk, ook al is het controversiëler en moeilijker om uit te voeren. Strijdt, voor zover internationale verdragen het toelaten, voor een beperking op arbeidsmigratie. In Nederland is het moeilijk om voldoende mensen aan het werk te krijgen, dat is waar. Maar krachten uit het buitenland halen blijft een infuus terwijl de wond nog open is.
Als er werk blijft liggen omdat het niet als betekenisvol wordt gezien, of omdat mensen hier geen kinderen meer willen krijgen zijn dat problemen die je niet moet ontwijken. Daar wordt het individualisme alleen maar sterker van. Je moet de confrontatie zoeken met dat soort problemen, zodat ze je bescheidener kunnen maken. Zelfs als de welvaart dan afneemt (en we wat minder zakjes chips kunnen openmaken).
Dit, als niets anders, moet een christendemocratisch streven zijn.
Moos van Dorp is student filosofie aan de Rijksuniversiteit in Groningen en schrijft op dit moment zijn bachelorscriptie over taal-ethiek.