Vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Het klinkt als het beginselprogram van een politieke partij. Toch gaat het hier om de kernwaarden waarop het programma ‘burgerschap’ is gebouwd als onderdeel van het voorstel voor ons nieuwe nationale curriculum Curriculum.nu. En dat mag opmerkelijk heten. Zeker op het terrein van burgerschap, waar de overheid tot voor kort nog zo voorzichtig was met het geven van nadere sturing en invulling omwille van de vrijheid van onderwijs. Hoe is het dan mogelijk dat er nu toch zo’n uitgesproken programma ligt, met een normatieve, haast politieke lading, die getuigt van een specifiek mens- en wereldbeeld?

In de aanloop naar de ontwikkeling van het programma Curriculum.nu werd op 20 april 2017 door CDA-kamerlid Michel Rog nog een motie ingediend om te voorkomen dat de grenzen van de vrijheid van onderwijs zouden worden overschreden. De motie, die werd ingediend samen met SGP en ChristenUnie, moest verhinderen dat Curriculum.nu een apart programma zou ontwikkelen voor ‘persoonsvorming’. De vorming van de persoon, zo was de gedachte, was nu juist een zaak van de scholen zelf.

Voor leerplanontwikkelaars en onderwijskundigen is ‘persoonvorming’ vooral onderdeel van de drieslag kwalificatie-socialisatie-persoonsvorming. Samen vertegenwoordigen die drie begrippen de hoofddoelen van het onderwijs. De commissie ‘onderwijs2032’ die onder leiding van Paul Schnabel in 2016 een eerste nieuw curriculumontwerp presenteerde, constateerde al dat die drie doelen in het Nederlandse onderwijs uit balans waren. Er zou teveel aandacht zijn voor kwalificatie (kennis en vaardigheden), te weinig voor socialisatie (waarden en normen) en persoonsvorming (de ontwikkeling tot zelfstandige, zelf oordelende volwassene). Ook Curriculum.nu stelde zich het herstel van deze balans nadrukkelijk tot doel.

Nu richt het debat over de vrijheid van onderwijs zich traditioneel vooral op het terrein van de ‘socialisatie’: het inleiden en ingroeien in waarden en normen, tradities en praktijken. Juist dát zou het terrein zijn waar niet de staat, maar de school zelf, vanuit zijn eigen visie en al dan niet religieuze identiteit keuzes maakt. De motie van Rog c.s. verlegde evenwel – waarschijnlijk onbedoeld – het accent van ‘socialisatie’ naar ‘persoonsvorming’. De ontwikkelgroepen van Curriculum.nu hebben ten aanzien van die ‘persoonsvorming’ dan ook grote terughoudendheid betracht, maar leefden kennelijk in de veronderstelling dat daarmee de vrijheid van onderwijs voldoende was geborgd. Over de beide andere domeinen, kwalificatie en socialisatie, had de motie zich immers niet uitgesproken – zo is ook in het voorwoord van Curriculum.nu te lezen.

In het licht van de discussies over de vrijheid van onderwijs, zoals recent naar aanleiding van het Amsterdamse Haga Lyceum, is het de vraag of deze verschuiving van ‘socialisatie’ naar ‘persoonsvorming’ helpend is. Het probleem bij meer extreme of fundamentalistische groeperingen is niet in de eerste plaats dat zij bepaalde normen en waarden overdragen (de socialisatie), maar vooral het feit dat leerlingen niet leren zich een zelfstandig een oordeel te vormen óver die waarden en normen (de persoonsvorming). Het probleem is niet in de eerste plaats dat zij kennismaken met een bepaalde traditie, maar het gaat om de vraag hoe zij zich leren verhouden tot die traditie. Vanuit dat perspectief is het belangrijker dat de overheid toeziet op deze persoonsvorming – de gerichtheid van het onderwijs op de vorming van zelf oordelende volwassenen – dan dat het zelf de traditie gaat voorschrijven waarin leerlingen gesocialiseerd moeten worden.

Vrijheid, gelijkheid en solidariteit zijn respectabele kernwaarden, maar zeker niet neutraal. Ze vormen een politiek program, net als de vier kernbegrippen van het CDA (rentmeesterschap, gespreide verantwoordelijkheid, solidariteit, publieke gerechtigheid). Voor burgerschapsvorming in een open en plurale democratie lijkt het niet verstandig onderwijs vanuit zo’n politieke keuze in te richten. Democratie vraagt veeleer om een onderwijsprogramma dat duidelijk maakt dat er wat te kiezen valt, dat de traditie waarin je opgroeide misschien wel een hele mooie, maar niet de énige is – en dat ook die traditie toch áltijd weer kritische vragen oproept.

Een grotere terughoudendheid op het gebied van socialisatie en een grotere nadruk op de zelfstandigheid van de volwassene-in-wording (de persoonsvorming) waren wellicht wijzer geweest. Daar zouden in ieder geval zowel burgerschap en democratie als de vrijheid van onderwijs bij gebaat zijn.