In de rubriek Het Dilemma wordt een controversieel onderwerp belicht in een artikel van een voor- en een tegenstander. In deze aflevering staat de volgende vraag centraal: Moet het CDA een volkspartij worden of een getuigenispartij?

CDA: een brede volkspartij! (Door Jan Schinkelshoek)

‘Het christendom is te groot om in een doosje te worden gestopt.’ Wie dat gezegd heeft, weet ik niet meer. Ooit, lang geleden, heb ik het in een schoolschriftje genoteerd. Een tikkeltje geschokt. Het ging dwars in tegen dat wat ik van huis uit had meegekregen – dat je als christen een ‘woord voor de wereld’ had. Tot op het Binnenhof toe. Gaandeweg ben ik die waarschuwing tegen een overmoedig christendom beter gaan begrijpen. Al helemaal toen ik, aan datzelfde Binnenhof, zag hoe in naam van dat ene christendom de meest uiteenlopende standpunten werden verkondigd. Soms zelfs tegen elkaar opbiedend: wie is het meest christelijk? Het heeft me huiverig gemaakt om over ‘christelijke politiek’ te spreken. Wie kan die pretentie waarmaken? Is er in de loop van de geschiedenis in de naam van God al niet te veel misgegaan?

Daarom heb ik mij altijd wèl gevoeld bij de bescheidenheid van de christen-democratie, een stroming die – geïnspireerd vanuit bijbel en evangelie – met vallen en opstaan werkt aan ‘onvolmaakte oplossingen voor onoplosbare problemen’.Ja, dit laat zich lezen als een pleidooi voor wat de – herontdekte – Amerikaanse theoloog Reinhold Niebuhr ‘christelijk realisme’ noemde, een politiek die besef heeft van de afstand tussen Binnenhof en Evangelie. Juist omdat het zich bewust is van aardse beperkingen en hemelse perspectieven, weet het de goede balans te bewaren tussen wat moet en wat kan, tussen hooggestemd idealisme en afstompend cynisme.

Het gelooft daarom in kleine stappen, het waardeert het compromis, het bewaakt het evenwicht, het zet aan tot verantwoordelijkheid, het roept op tot matiging, het investeert in samenhang, het weet zich dienstbaar, het werkt aan consensus. Het staat met beide voeten in de klei. Daarom ben ik argwanend over pleidooien om van het CDA een ‘christelijke getuigenispartij’ te maken. Dat klinkt mooi en vooral principieel. Maar het is me te exclusief, te veel naar binnengekeerd, te zelfverzekerd, te overmoedig. Alsof wij de waarheid in pacht hebben.

Ik zie dat mijn partij het moeilijk heeft, vooral moeilijk om uit te leggen wat de toegevoegde waarde van christen-democratische politiek is. Maar een antwoord op die lastige vraag begint niet met een terugtrekkende beweging.Het is mijn stellige overtuiging dat de christen-democratie heel wat te bieden heeft. Misschien veel meer dan ooit. Maar zonder zichzelf naar binnen te keren, zonder zich op te sluiten in het eigen gelijk, zonder zich af te zonderen. Het moet als brede volkspartij vuile handen durven maken.

Ja, het christendom is te groot om in een doosje te worden gestopt. Laat staan door politici.


CDA: een getuigenispartij! (Door Paul Schenderling)

Spreken van een volkspartij is als spreken van een win-winsituatie: het smoort de discussie en overtuigt alleen uit vaagheid. De impliciete boodschap van het mantra ‘CDA als volkspartij’ is vooral: niet doorvragen! Toch is het bekritiseren van de volkspartijgedachte hard nodig, want ze verergert de pijnlijke verlamming waarin het CDA verkeert.

Mogelijke interpretaties

Bedoelt men dat het CDA momenteel een volkspartij is? Volgens de definitie vindt een volkspartij steun onder ‘brede lagen’ van de bevolking. Misschien is het feit dat het CDA veertien procent van de stemmen haalt nog excuseerbaar, maar het feit dat het CDA voor slechts dertig procent van het electoraat überhaupt een optie is (minder dan de SP, D66 of GroenLinks, zie hieronder), elimineert alle twijfel. De eerste interpretatie is irreëel.

Bedoelt men dan dat het CDA (zonder zelfverloochening) een volkspartij kan worden? Ook die bewering is problematisch. Nederland is een door en door liberaal land geworden. De kern van de christendemocratie ligt echter in haar driedimensionale, christelijke mensbeeld dat radicaal afwijkt van het koude en eenzijdige liberale mensbeeld. Toegegeven, van dit onderscheid kan aantrekkingskracht uitgaan. Echter, een luttele 20 procent van de CDA-stemmers noemt zich ongelovig. De gure antireligieuze wind die door Nederland waait, maakt een trendbreuk onwaarschijnlijk. Kortom, de tweede interpretatie is illusoir.

Of bedoelt men dat het CDA een volkspartij moet worden door te transformeren tot een pragmatisch-rechtse beweging? Dit is een serieuzere stelling. Echter, partijen die hun ideologische veren afschudden, verworden tot speelbal van het toch al dartele electoraat. Bovendien verwijten teleurgestelde kiezers het CDA eerder onduidelijkheid en machtswellust dan een gebrek aan principiële keuzes. De derde interpretatie is daarom heilloos.

Conclusie

Het stevige kruisverhoor leert dat het CDA een getuigenispartij moet willen zijn. Dit impliceert uiteraard niet dat het CDA haar compromisbereidheid afzweert, maar wel dat het gewoon haar gedachtegoed blijft vertolken, ook als het de liberale meerderheid koud laat. Het CDA moet haar aspiraties als volkspartij inruilen voor een ambitieuze zoektocht naar een authentiek en eigentijds CDA-geluid. In combinatie met ‘seculiere ondertiteling’ en regelmatige kabinetsdeelname blijft het CDA-gedachtegoed in de hele samenleving herkenbaar. Ooit kopte het CHU-weekblad na een verkiezingsuitslag: ‘Merkwaardig oordeel der kiezers. Redelijk herstel voor de CHU.’ Alleen een dergelijke geestige bescheidenheid kan het CDA haar geloofwaardigheid teruggeven. Laat dit de nieuwe CDA-mentaliteit zijn!


Jan Schinkelshoek is zelfstandig communicatieadviseur en voormalig Tweede Kamerlid. Jan Schinkelshoek werkt al bijna 40 jaar op het snijvlak van communicatie, politiek en journalistiek. Zo was hij onder andere hoofdredacteur van de Haagsche Post en hoofd communicatie van de Rabobank

Paul Schenderling studeert Internationale Economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en is lid van de Commissie Uitgangspunten van het CDA. Tevens schrijft hij een maandelijkse column voor het Friesch Dagblad.